Print


[javascript protected email address]
logo Veneziaviva

21 november, feest van de SALUTE

Sinds meer dan drie eeuwen viert Venetië plechtig op 21 november het einde van de pestepidemie (de « zwarte dood ») die de stad trof in 1630 en waaraan meer dan één derde van de bevolking is omgekomen.

De 21ste november (dag van de voorstelling van de Maagd aan de Tempel) van het jaar 1687 deed de doge Marcantonio GIUSTINIAN een belofte : ieder jaar, op diezelfde dag (21 november), zouden de Venetianen naar de Salute toestromen ten teken van vroomheid en eeuwige dankbaarheid voor de Maagd die een einde had gemaakt aan de pestepidemie. De Venetianen zouden zich voor de icoon van de Madone van Candia aan overpeinzingen overgeven.

Elk jaar, op 21 november, verbindt een votiefbrug de calle cal Traghetto (nabij Santa Maria della Salute) met Santa Maria del Giglio o Zobenigo. Deze votiefbrug werd eertijds, uit teken van vroomheid, door de doge en zijn naasten genomen, vertrekkend uit San Moisè en gaande naar Sante Maria della Salute. Het feest van de Salute is, door de Venetianen, één van de meest trouwe en oprechte waargenomen feesten. Door dit feest te vieren verenigen zich het geloof en het gevoel van deel uit te maken van een gemeenschap waarvan men, na een duistere periode, het glorierijk verleden opnieuw ontdekt.

De gondeliers, die met hun roeispaden zwaaien, komen namelijk voor de treden van de basiliek Santa Maria della Salute de zegen van de priester ontvangen.

Dit feest behoort tot de meest typische godsdienstige plechtigheden van Venetië.
Overal rond de basiliek bevinden zich kraampjes waar men kaarsen kan kopen maar ook taarten en gebak proeven.

En Jean CLAUSEL vertelt op blz. 22 van «Venise exquise ; Histoires gourmandes et recettes» (Uitgeverij Payot ; Paris 2002) wat op 21 november gegeten wordt in Venetië :

« Bouillon de bœuf aux feuilles de choux, croquants et beignets de pommes. Mais le plat traditionnel est la castradina, une soupe de viande d’agneau. La castration des moutons est toujours pratiquée en France comme en Italie, où l’on sait que l’on fit des castrats jusqu’à la fin du XIXe siècle. Elle permet de produire les viandes au goût moins fort appréciées dans nos pays. Quoi qu’il en soit, il s’agit d’une préparation assez longue que l’on peut réaliser à partir de morceaux de gigot cuits et recuits dans un bouillon de choux. Je conseille aux amateurs de la savourer sur place en novembre, car elle est fréquemment servie en Vénétie à cette période. »